Heksen en Heksenvervolgingen

xxHet standaardbeeld van een heks is nog altijd een lelijke oude vrouw met een puntmuts met daarop een grote wrat. Gekleed in een lang zwart gewaad tovert zij in een dampende ketel met ondefinieerbaar vocht. Heksen kunnen zich veranderen in een zware kat of een vleermuis en ze vliegen op een bezem door de lucht. Zo is het ook altijd in Groningen geweest en zo zal het ook altijd blijven.

 

 

 

Heksenwaag
Heksenwaag
Heksenverbranding
De Heksenwaag van Oudewater.
Heksenverbranding anno 1571 in Amsterdam.

In de Middeleeuwen zijn bijgeloof en het geloof nog heel gewoon. Het geloof in kwaadaardige krachten van heksen komt eeuwen geleden vooral voort uit geruchten. Zo zouden ze bij elkaar komen in geheime groepen en in ondergrondse schuilplaatsen offers brengen.


Uit 15e-eeuwse bekentenissen blijkt dat er waarschijnlijk vrouwen zijn geweest die geloven dat ze hebben deelgenomen aan nachtelijke reizen door de lucht onder aanvoering van een heidense godin.

 

Ook denkt men dat heksen in contact staan met de duivel en op gezette tijden hun heksensabbat vieren. In Duitsland gebeurt dit in de Walpurgisnacht (30 april - 1 mei) op de Blocksberg in de Harz.

 

De opweiden en grasvelden wel voorkomende kringvormige plekken waar geen gras groeit of juist heel veel gras, worden in de voksmond heksenkringen of heksenringen genoemd. Zij zouden zijn ontstaan doordat hier heksen, elfen of feeën hier in de maneschijn hebben gedanst.

 

In elkaar gekrulde veren, in het hoofdkussen van een zieke gevonden, heten heksenkranzen en gelden als bewijs van beheksing.

 

Het woord 'heks' is afgeleid van de naam Hecate, de godin van de onderwereld, meesteres over de schimmen der doden. Sinds de 5e eeuw wordt zij in Klein-Azië en later ook Griekenland vereerd als de godin van de hekserij en de toverkunst.

Zij helpt de heksen bij het brouwen van hun gifkruiden en waarde 's nachts over de grafstenen, vergezeld van huilende honden. Wee degene die haar ontmoet.

Met één lichaam en drie hoofden is Hecate afgebeeld op het beroemde Pergamonaltaar (ca. 170 v. Chr.). Haar attributen zijn, naast fakkel, slang, gesel en andere symbolen van dood en onderwereld, ook de kathalos, een hoge gevlochten korf, als hoofdbedekking, of de maansikkel.

Het christendom grijpt deze geruchten en bekentenissen aan om 'de oude religie'(het heksendom), die zij als hun grote concurrent beschouwen uit te roeien. 'Heksen' krijgen de schuld van alle ongelukken: ziekte en dood van mensen en vee, een mislukte oogst, een verdwaald kind.

 

Vooral oude, alleenstaande vrouwen die er angstaanjagend uitzien, worden aangeklaagd als zijnde een heks. Als zij niet direct bekennen, neem de rechter zijn toevlucht tot een godsoordeel.

 

De mensen geloven namelijk dat een heks lichter van gewicht is dan gewone mensen. De van hekserij verdachte wordt daarom geboeid in het water gegooid.

 

Als zij zinkt, nog voordat het touw wordt opgehaald, is zij onschuldig en wordt de aanklager bestraft.

Zij die als heks wordt gezien, vondt echter bijna altijd de dood. Vooral in de 16e en 17e eeuw worden er veel 'heksen' vervolgd en tijdens een heksenproces veroordeeld. De paus geeft hieraan zijn toestemming. Niet alleen oude vrouwen, maar ook jonge meisjes worden aangeklaagd.

 

Vaak worden zij vreselijk gefolterd om namen te noemen van anderen die hebben meegedaan aan de heksensabbat. Bij schuldig bevinden worden zij doorgaans verbrand.

In Engeland en Amerika worden zij opgehangen.

Hoe gek het ook klinkt, maar aan het geloof dat heksen lichter zouden zijn dan gewone mensen, hebben veel 'heksen' hun leven te danken. In het stadje Oudewater heeft een waag gestaan, waar ze éérlijk zijn gewogen. Ze krijgen een stuk papier mee, waarop staat hoeveel ze wegen en worden vrijgesproken. In 1610 wordt in de Nederlanden de laatste 'heks' door een rechter veroordeeld (niet ter dood !) Pas 150 jaar later is men in de rest van Europa zo ver. In 1692 vindt in Salem in Massachusetts (VS) een massaproces plaats dat aan vele vrouwen en kinderen het leven kost. Met de heksenprocessen is het geloof in heksen echter nog niet verdwenen.

Tot diep in de 18e eeuw laten van hekserij en toverij verdachten zich in de heksenwaag van Oudewater wegen om hun onschuld te bewijzen. Toch is het onjuist deze 'heksen' te zien als slachtoffers van een wreed bijgeloof. Er zijn veel vrouwen geweest die zichzelf als heksen beschouwen en zelf ook hebbben geloofd in hun 'toverkunsten'.

LantaarnSommige kruiden wekken inderdaad hallucinaties op, zoals het zweven door de lucht, die doen denken aan de verhalen die over, en vooral ook door heksen, verteld zijn.

 

 

Heksen in Groningerland
Nergens zijn in de 16e eeuw in Nederland zoveel heksen ter dood gebracht als in de provincie Groningen, dat een heksenbolwerk is geweest. Ook mannen, zelfs kinderen moeten eraan geloven en niet alleen armen. Soms zit er een ordinaire machtsstrijd achter de beschuldiging van toverij. Na 1600 richt de bestrijding zich juist op mensen die onttoveren: duiveluitdrijvers bijvoorbeeld. Ter dood-veroordelingen zijn in Drenthe al nauwelijks aan de orde en voortaan ook in Groningen verleden tijd. In de 18e eeuwgeloven staat, kerk en geleerden niet meer in hekserij en bestrijdt men slechts het bijgeloof. Van de brandstapels is de heks door de eeuwen heen teruggedrongentot in sprookjes en volksverhalen. In de 19e eeuw ontstaat een folkloristische en later wetenschappelijke belangstelling voor die volksverhalen, die bijvoorbeeld door de gebroeders Grimm worden opgetekend. Dr. Jurjen van der Kooi bestudeert de geschiedenis van hekserij, waartoe hij zulke volksverhalen analyseert. Hij vertelt in Adams Appel over de geschiedenis van hekserij. In de 20e eeuw is er een revival van de hekserij.

Rond 1920 bedenkt de feministische egyptologe Margareth Murray dat de heksen welwillende genezeressen moeten zijn geweest die door de eeuwen heen een pré-Christelijke vruchtbaarheidscultus in stand hebben weten te houden. Zij publiceert daar twee boeken over, die volgens Van der Kooi volstrekt niet op historische feiten berusten. Wel haalt Murray de heks voor het eerst uit duivelse sferen. Dat trekt de belangstelling van occultisten. In 1954 wordt een complete wicca-religie geformuleerd door de Britse mannenheks Gerald Gardner. Hij formuleert onder andere rituelen waarbij (liefst vrouwelijke) heksen naakt rond een boom dansen. Veel moderne heksen doen dat niet en sommige menen dat Gardner een ouwe viezerik is geweest. Zij houden zich verre van zijn religie en gaan hun eigen gang. Sinds de jaren ‘70 is hekserij sterk in opkomst, zowel bij wicca’s als bij individuele heksen. Allen claimen in navolging van Murray dat ze de oude kennis van geneeskrachtige kruiden en magie van pré-Christelijke natuurgodsdiensten nieuw leven inblazen en uit de vergetelheid redden. Er zijn zelfs zogenoemde erfheksen die hun occulte kennis van grootmoeder hebben gekregen, wat dan eeuwen terug zou gaan. In Adams Appel vertelt de Drentse Diane Whiteshadow over haar heks-zijn.

 

Heksen, duivelbanners en waarzeggers
Er is een tijd geweest dat kinderen moesten oppassen van wie ze een appel aannamen. Voor je het wist, was hij betoverd en had je een pad in je buik. En dan praat je nog niet eens over waarzeggende en duivelaanbiddende heksen. Studente godsdienstwetenschappen Lucy Bosch heeft een doctoraalscriptie over hekserij in Groningen tot 1900 geschreven.

Als een lopend vuurtje gaat het in 1769 door het zeer gereformeerde Midwolda. Twee dorpsgenoten hebben even over de grens, in Leer, de duivelbanster en waarzegster Pool Hille bezocht. Meteen komt de kerkenraad bijeen, want dit is een gruwelijke zonde. Maar een van de zondaars is nauwelijks onder de indruk van de waarschuwing dat hij bij de duivel te rade gaat en dus het Goddelijke bestuur verloochent. Volgens hem staat Pool Hille goed bekend. Bovendien wijst hij de dominee er fijntjes op, dat zelfs gestudeerde lui de bekende Amsterdamse astroloog Ludeman raadplegen. En daar kraait geen haan naar.

Zo zag men heksen rond 1500... Dit is de laatste keer dat een kerkenraad van de belangrijkste geloofsgemeenschap in Groningerland zich zo druk maakt om een bezoekje aan een ‘onttoveringsdeskundige’. Pool Hille, intussen, krijgt wel vaker Groningers over de vloer, die hun toekomst voorspeld willen krijgen, of de bovennatuurlijke oorzaak van een ziekte wilen weten. In 1800 sterft deze “professorinne in de kunst, zoo beroemd in de Heksenwereld”. Maar in 1927 leeft ze nog voort in een volksverhaal over een boer uit Onstwedde, die hulp bij haar zoekt voor een behekst paard.

Pool Hille is een van de figuren in de doctoraalscriptie van Lucy Bosch (44) over toverij en hekserij in Groningen tussen 1500 en 1900. Onlangs studeert de godsdienstwetenschapster op deze scriptie af. Ze onderzoekt niet alleen een ongebruikelijk lange periode, maar benut daarbij ook zeer verschillende bronnen, en verwerkt cultureel-antropologische, historische en volkskundige noties in haar relaas.

Duivelbanner
De rode draad in haar scriptie vormt het geloof dat er mensen zijn met magische, bovennatuurlijke krachten. Krachten die ze ten kwade of ten goede kunnen gebruiken. In het ene geval zijn dat tovenaars of heksen, die mensen en dieren ziek maken. Ze laten de boter mislukken of het koren bederven op het land. Een kind kan een appel krijgen van zo iemand, die zich in zijn buikje ontpopt tot een pad. Maar ook een aai over het bolletje, of een simpele blik in de oogjes kan fataal zijn. Tegen zulke daden van ‘maleficia’ kunnen mensen weer de hulp inroepen van een duivelbanner of geestenkijker. Zo’n ‘onttoveringsdeskundige’ heeft de middelen om uit te zoeken wie verantwoordelijk is voor alle ellende of om het onheil te keren. Maar zo iemand raadplegen wordt beschouwd als een inbreuk op het eerste gebod, dat gericht is tegen alle afgoderij, toverij, magie, waarzeggerij en bijgeloof: “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.”

Maar naast dit geloof, dat eeuwenlang bleef bestaan, zijn er ook wisselende motieven. Elke tijd kijkt op haar eigen manier naar magie. De verbrande heksen van de 16e eeuw heeten nog tovenaarsen, pas eind 17e eeuw rukt het woord heks op vanuit het oosten.


En ook de omgang met heksen verschilt van streek tot streek. In Groningerland worden mensen daadwerkelijk op de brandstapel gezet wegens toverij, wat in Friesland, Drenthe en Overijssel bijvoorbeeld niet gebeurt. Tussen 1547 en 1597 sterven er 57. Alleen al in Westerwolde, een streek met misschien 2500 inwoners, belanden in drie jaar tijd 19 mensen op de brandstapel. “Dat ligt aan het niveau of de houding van de rechters”, denkt Bosch, “juist in die streken speelt de persoonlijke macht en winzucht van rechters een grote rol. Maar waar de stad het voor het zeggen heeft, zoals in het Gorecht en ’t Oldambt, is er veel meer controle. Andere onderzoekers hebben daar al op gewezen.”


Naast het magische aspect is er in de Ommelander processen ook sprake van een demonologie, een theologisch duidingscomplex van tovenarij, met een ‘hoofdheer’ (de duivel), een ‘matroense’ die haar leerlingen het toveren onderwijst, een sabbat en seksuele gemeenschap met de duivel. “Maar dat heeft maar heel kort geduurd”, verklaart Bosch, “en er wordt hier ook heel veel bij toverij ondergebracht, zoals klopgeesten en bestialiteiten. Natuurlijk krijg je wel alleen het beeld van de vervolgers te zien. De vraag is dan of men het in het algemeen ook zo heeft gezien.”


Ook in de 17e eeuw bestaat er nog een algemeen geloof in tovenarij. Iemand die een ander voor weerwolf of slangenmaakster uitscheldt, of de vrouwelijke familie voor toversenvolk, kon ook een boete verwachten die vier, vijf maal zo hoog is dan bij een meer gangbare belediging. Een weduwe uit Zuidbroek, die een plaatsgenote met “een creature of bigge” in haar lichaam opgezadeld zal hebben, krijgt anno 1681 zelfs gedaan dat er een lijkschouwing bij haar veronderstelde slachtoffer plaatsvindt. Is dat geen teken dat de overheid er zelf nog in gelooft? “Nee”, vindt Bosch, “ze geven die vrouw alleen de kans om te bewijzen dat het niet mogelijk is.” Overigens wordt in 1820 nog het lichaam geopend van een Groninger die een reiger in zijn lijf meent te hebben. Zijn doodsoorzaak bleek tbc.

Tibuta en de kinderen

In deze periode richten magistraten en kerkenraden zich vooral tegen wikkers, duivelbanners en geestverdrijvers. De Groningse magistraat bestrijdt vooral oplichterij — het gros van de gestraften bekent ook grif dat ze hun klanten belazeren. In de stad wonen ze vaak in een armoedige omgeving, terwijl ze op het platteland anoniem en straffeloos rondtrekken. Voor de kerk vormen al deze onttoveringsdeskundigen, zoals we aan Pool Hille zien, één pot nat met de onaanwijsbare kwaaddoeners. Lidmaten die contramagie toepassen of een specialist daarin raadplegen worden van het avondmaal geweerd.


Maar met de komst van de Verlichting verdwijnt langzaam maar zeker het geloof in tovenarij bij de bovenste bevolkingslagen. Overheid en kerk straffen steeds minder, maar predikanten, schoolmeesters en anderen bestrijden nog wel steeds het bijgeloof. Volgens de Groninger schoolmeesters in 1828 zal het bijgeloof bijzonder zijn afgenomen. “Dat was waar”, denkt Bosch, “maar volgens volksverhalen die in Westerwolde zijn opgetekend is rond 1900 het geloof in magische gaven zeker nog niet weg. Trouwens, dat is het nu nog steeds niet.”

 

Vrouwenhaat
Van de verbrande tovenaars, de veroordeelde anti-magiërs, hun van het avondmaal geweerde cliënten, de gesmade personen, en de kwaaddoeners in de volksverhalen is het gros vrouw geweest. Maar Bosch gelooft niet in de ‘mysogynie-these’: dat daar vrouwenhaat achter zit. “Ik kan me er wel in vinden dat het meespeelde bij de verbrandingen, doordat de kerk de vrouw met negatieve ideeën als lust, zonde en magie in verband bracht. Maar die ideeën verdwijnen later naar de achtergrond. Volgens mij zit het in de huiselijke sfeer, vrouwen hebben meer te maken met dood en leven, geboorte en ziekte.”
Een tegenwerpinkje: vrouwen zijn ook altijd meer lid van de kerk geweest. Dus zijn ze blijkbaar gauwer geneigd ergens in te geloven. “Jomanda trekt ook meer vrouwen dan mannen”, antwoordt Bosch, “misschien zijn vrouwen inderdaad bevattelijker voor religie én magie, dat zou kunnen. Maar zodra je dat positief of negatief kwalificeert ben je verkeerd bezig...”

 

 

 

Bronnen:


1. Die Begründung der Erstgeburtsnachfolde im Ostfriesischen Grafenhuas der Cirksen (HH Hobbing), Type: Boek, Schrijver: Hans Heinrich Hobbing. Plaats: Aurich (Dld), Uitgegeven: 1915.
2. Ostfriesland bis zum Aussterben seines Fürstenhauses (H. Reimers), Type: Boek, Schrijver: Heinrich Reimers, Plaats: Bremen, Dld, Uitgegeven: 1925.
3. Das Geschlecht Cirksena (E. Esselborn), Type: Boek, Schrijver: Ernst Esselborn, Plaats: Berlijn [Dld], Uitgegeven: 1945.
4. Rijksuniversiteit Groningen.

 

 

 

 


Deze pagina maakt deel uit van www.nazatendevries.nl. Aan bovenstaande tekst is de uiterste zorgvuldigheid besteed. Desondanks kunnen er best fouten voorkomen. Constateer je fouten en/of heb je vragen, correcties, aanvullingen......... geef die dan even aan mij door via mijn E-mail adres (zie rode balk boven). Wij hebben ons uiterste best gedaan om de auteurs van teksten/citaten en copyrightbepalingen van afbeeldingen te achterhalen. Mocht je rechthebbende zijn en hierover vragen of opmerkingen hebben, neem dan contact op via e-mail. Lees ook de 'Disclaimer' en 'Privacy' voor méér informatie en laat ook eens een bericht achter in het Gastenboek, dan weet ik waarvoor ik het doe.
Hoogeveen, 24 juli 2009.
Revisie: 18 januari 2020.
Revisie: 20 december 2023.
Verhaal: © Harm Hillinga
.
Menu Artikelen.
Terug naar de HomePage.
Top